Over de status van de Nedersaksische taal is jarenlang onderhandeld door het Rijk, de noordoostelijke provincies en de federatie van Streektaalorganisaties in het Nedersaksisch Taalgebied (SONT). Op 10 oktober 2018 is er eindelijk een convenant ondertekend dat het Nedersaksisch officieel erkent als een volwaardige taal.Zal dit genoeg zijn om de streektaal te redden?
De bestuurders van de noordoostelijke provincies en het Rijk hebben in het convenant afgesproken dat zij zich samen zullen inzetten voor het behoud van de Nedersaksische taal. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn dat het imago van de taal wordt versterkt en dat jongeren gestimuleerd worden om de taal te gebruiken.
Toch zal het Nedersaksisch niet de status krijgen van officiële rijkstaal, zoals het Fries. Dit heeft vooral praktische redenen. Het zou namelijk betekenen dat Nedersaksisch een verplicht schoolvak wordt en dat lokale overheden hun diensten in de streektaal moeten aanbieden. Uiteraard zou het Rijk dan met geld over de brug moeten komen om dat allemaal te financieren. Voor het Rijk is dit geen reële optie. Daarom is er nu voor gekozen om de taal wel landelijk te erkennen, maar hier geen regels en voorschriften aan te verbinden.
Nedersaksisch, wat is dat precies?
Het Nedersaksisch is een overkoepelende term voor de verschillende dialecten die worden gesproken in Noordoost-Nederland. Denk dan aan Gronings, Drents, Stellingwerfs, Twents, Sallands, Achterhoeks en Veluws. (Klik hier voor een kaartje van het gebied waarin Nedersaksisch wordt gesproken.)
We kunnen dan ook niet spreken van één standaardtaal. In het Basisboek Historische taalkunde (H. Bloemhoff en N, Streekstra, 2015) wordt heel helder uitgelegd in welke mate de dialecten van elkaar verschillen. Neem bijvoorbeeld het woord ‘eten’, waarvoor talloze Nedersaksische dialectwoorden bestaan, zoals: etten, ätten en jätten. Daarnaast zijn de dialecten zelf ook constant in ontwikkeling. Het Twents of Gronings van nu is niet hetzelfde als dat van 100 jaar geleden.
Is het convenant een wassen neus?
Het is nog maar de vraag of het pasgetekende convenant de Nedersaksische taal zal kunnen redden. De overeenkomst is vrijblijvend en elke provincie mag zelf haar beleid bepalen m.b.t. de bevordering van het Nedersaksisch. Geen keiharde afspraken dus.
Daarnaast is het Nedersaksisch in 1996 al door het Rijk erkend als regionale taal. Dit heeft echter niet kunnen voorkomen dat het gebruik van de streektaal in de afgelopen jaren sterk is teruggelopen. Recente cijfers zijn niet voorhanden, maar uit een al wat ouder onderzoek van de Radboud Universiteit blijkt dat in 1995 nog 34% van de volwassenen onderling Nedersaksisch sprak. In 2015 was dit al teruggelopen naar 15%. Bij de kinderen is de ontwikkeling nog dramatischer. In 1995 sprak zo’n 7% van hen nog Nedersaksisch onderling, maar in 2011 was dit gedaald naar slechts 1%.
Sommigen zijn dan ook van mening dat het Nedersaksisch geen toekomst heeft. Zo zei taalkundige Wim Daniëls onlangs in het tv-programma EenVandaag dat het Nedersaksisch niet lang meer zal bestaan. Aangezien veel jongeren de taal onderling niet meer spreken, zal het Nedersaksisch volgens Daniëls uiteindelijk uitsterven, met of zonder convenant.
De streektaal op een voetstuk
De toegevoegde waarde van het convenant zit met name in het statusverhogende effect ervan. De streektaal heeft een sterkere positie gekregen ten opzichte van het Algemeen Beschaafd Nederlands. Een van de redenen waarom ouders kun kinderen geen dialect meer leren, is schaamte. Het dialect wordt namelijk door sommigen gezien als ‘boers’ of zelfs ‘dommig’. Mensen willen daar niet mee geassocieerd worden. Door de streektaal op een voetstuk te plaatsen, zullen mensen wellicht minder aarzelen om de taal te gebruiken in het dagelijks leven, op het werk en op school. Nedersaksisch is geen tweederangs dialect, maar een taal waar je trots op kunt zijn.
Voor die boodschap is de laatste jaren trouwens steeds meer aandacht in de media en de kunst. Denk bijvoorbeeld aan Skik, de band van zanger Daniël Lohues, die de Drentse taal op de kaart heeft gezet. Daarnaast worden boeken ook regelmatig vertaald naar de streektaal. Zo is een boekje over Nijntje recentelijk vertaald naar het Sallands door Gerard Oosterlaar. Verder staat de streektaal ook in het onderwijs steeds meer in de belangstelling. Er wordt weer regelmatig lesgeven in het Nedersaksisch.
Of al deze initiatieven genoeg zijn om het Nedersaksisch levend te houden, is niet te voorspellen. Maar dat de taal extra aandacht en bescherming nodig heeft, is wel duidelijk. In dat opzicht is het convenant een grote stap in de goede richting!