Taal zonder grenzen: utopie of werkelijkheid, ideaal of subcultuur

Een kleine maar springlevende en actieve subcultuur. Die vormen de pakweg twee miljoen mensen wereldwijd die zich bezighouden met het Esperanto, de taal die de Poolse taalkundige Lejzer Zamenhof in de jaren ‘80 van de negentiende eeuw bedacht om mensen van alle landen en culturen met elkaar in gesprek te laten komen, en zo wereldvrede te bewerkstelligen.

Die wereldvrede bleef tot nog toe uit, Engels lijkt de overheersende taal in internationale contacten, en het Esperanto wordt slechts gesproken door een handvol liefhebbers. Maar wanneer je verwacht dat deze liefhebbers een indgedutte geitewollensokken-gemeenschap vormen, kom je bedrogen uit. Er bestaat een actieve Nederlandse Esperanto-vereniging die jaarlijks deelnemers naar het wereld-Esperanto-congres afvaardigt. Er wordt literatuur vertaald én geschreven in het Esperanto. Op spotify kun je muziek op Esperanto-teksten beluisteren, er bestaat een apart social media-platform in het Esperanto en er zijn zelfs Esperanto-moedertaalsprekers, van wie de welbekende Hongaarse investeerder George Soros er één is.

Ik sprak met David Bezooijen, een veertiger die in de jaren 90 van de vorige eeuw Esperanto heeft geleerd en dit als jongere heeft gesproken en geschreven met jongeren uit andere culturen, zowel in Nederland als elders in Europa, en daarbuiten.

Waarom ben je Esperanto gaan leren?

Toen ik op de middelbare school zat, had ik ergens over Esperanto gelezen. Het leek me sowieso al leuk om in contact te komen met jongeren uit andere culturen, met name uit Azië. Engels was toen nog niet zo groot als nu en het internet bestond zowat nog niet, dus Esperanto leek een logische stap.”

Hoe ben je het Esperanto meester geworden?

“Esperanto is niet bepaald een moeilijke taal. Het heeft een heel heldere en vooral consequente grammatica. Woorden komen voor 60% uit Romaanse talen en voor 30% uit Germaanse talen. Dus voor Europeanen heeft de taal al snel iets bekends. Ik heb om te beginnen wat zelfstudie gedaan met behulp van boekjes, maar dit bleek toch moeilijk vol te houden. Toen heb ik een lang paasweekend besteed aan een cursus met andere jongeren die Esperanto wilden leren. Dat was heel leuk en vooral heel leerzaam. Eigenlijk was dat weekend genoeg om met anderen te leren spreken, en ook om teksten in Esperanto te lezen. Daarna heb ik nog wel andere cursussen gedaan, onder meer een week in Praag, waar ook weer jongeren uit de hele wereld aanwezig waren.”

Zit de Esperanto-wereld vol idealisten, die menen dat oorlogen niet meer zullen plaatsvinden als iedereen op de wereld maar Esperanto leert?

“Haha. Nee. Natuurlijk zijn er nog idealisten. Maar de mensen die Esperanto spreken vormen ook gewoon een subcultuur. De leden interesseren zich voor elkaar en willen hun steentje bijdragen aan wereldwijde culturele uitwisseling. Zamenhof, de oprichter van het Esperanto, was wel een idealist. Hij vond dat er een wereldtaal moest zijn, die voor elke spreker een neutrale taal was. En die voor iedereen te leren moest zijn. De eerste generaties Esperanto-sprekers hebben zich ook hard gemaakt om het Esperanto in alle landen en in alle kringen te verspreiden. Maar de huidige generatie bestaat toch voor een groot deel uit mensen die graag met mensen uit andere delen van de wereld in contact komen. De meeste esperantisten hebben wel een bovenmatige interesse in taal, maar zelfs dat hoeft niet. Sommigen vinden het ook gewoon leuk om op reis te gaan en zeker te weten dat ze op die reis mensen kunnen ontmoeten die ze kunnen verstaan.”

Waarom is het eigenlijk niet gelukt? Waarom spreekt niet iedereen Esperanto?

“Dat weet ik niet precies. Maar het is natuurlijk zo dat de keuze van de taal die de ene mens met de andere spreekt niet altijd een pragmatische keuze is. De keuze voor de taal van uitwisseling heeft ook een politiek aspect; het heeft met macht te maken. Zie jij Trump en Poetin al een voor beide neutrale taal als Esperanto met elkaar spreken? Zo zie je ook dat er in landen waar een groter anti-Amerikaans sentiment heerst, meer interesse is voor het Esperanto, en minder voor het Engels. Denk aan Iran of Israël. Ook komen relatief veel Esperanto-sprekers uit gebieden waar zij in het dagelijks leven een taal-minderheid vormen. Best veel Esperanto-sprekers zijn Vlamingen, Catalanen of Basken. Weinig Inuït dan weer. Toen ik mij nog veel bezighield met Esperanto, was er op Groenland één persoon van wie bekend was dat hij Esperanto sprak.

Overigens is het wel weer zo dat het Engels tegenwoordig vaak wordt gebruikt als taal tussen twee mensen die allebei het Engels niet als moedertaal hebben. Ik heb laatst zelfs al de term Euro-Engels gehoord. Het kan natuurlijk dat het Engels in sommige contexten evolueert tot een kunsttaal met eigen uitdrukkingen en constructies, zoals het Esperanto dat ook is. Hierdoor wordt het Engels langzamerhand ook een neutrale taal.”

Je zegt: “toen ik mij met Esperanto bezighield”. Ben je er nu minder mee bezig?

“Ja. Kijk, mijn partner spreekt geen Esperanto. Dus die enkele keer dat we nu nog iemand over de vloer hebben via het Esperanto-netwerk, spreken we eigenlijk altijd Engels. Op vakantie gaan we kamperen, maar ik ken nog geen Esperanto-campings. Het is wel zo dat toen ik Esperanto leerde, het internet nagenoeg niet bestond. Nu zijn er natuurlijk heel veel online-cursussen, en wordt er gechat. Op spotify kun je luisteren naar Esperanto-muziek, en je kunt e-boeken vinden in het Esperanto. Ik heb me daar niet echt in verdiept. Vroeger had je een boekje met adressen van mensen over de hele wereld die openstonden voor gasten die Esperanto spraken. Nu is een deel van de functie van dat boekje overgenomen door online-initiatieven als couchsurfing. Het bestaat trouwens nog wel, dat boekje, maar dan als onlineversie.”

Al in 1629 hield de filosoof Descartes zich bezig met het ideaal van een internationale kunsttaal, één die iedereen zou kunnen gebruiken om met anderen ideeën uit te wisselen. Ook dacht hij dat door het gebruik van een interlingua, een taal met een heldere, begrijpelijke en consequente structuur, de mens zijn gedachten beter in woorden zou kunnen vatten, en dus ook beter zou kunnen denken. Descartes zelf was wel behoorlijk pessimistisch over de mogelijkheid zo’n taal te ontwerpen. In 1887 lukt het de Poolse polyglot Lejzer Zamenhof wel; hij beschrijft de taal in een boekje waarin hij zichzelf ‘Dr. Esperanto’ noemt, hij die hoopt. De taal verspreidt zich snel over de wereld, onder de naam Esperanto.  In 1905 vindt het eerste Esperanto-congres plaats in Bologne-sur-Mer, Frankrijk. Sindsdien heeft er elk jaar een congres plaatsgevonden, steeds in een ander land. Nederland is verschillende keren gastheer geweest voor het congres, de laatste keer in 2008 in Rotterdam, waar tevens de Esperanto-wereldvereniging haar hoofdzetel heeft. Schattingen van het aantal sprekers van het Esperanto lopen uiteen van 100.000 tot 2 miljoen; het aantal bezoekers van de congressen schommelt al jaren rond de 2000.

Verder lezen:

Nederlandse Esperanto-vereniging: www.Esperanto-nederland.nl
Nederlandse Esperanto-jongeren: www.Esperanto-jongeren.nl   
Social media-platform voor mensen die verschillende talen spreken, waaronder Esperanto: www.amikumu.com
Esperanto-cursus: www.duolingo.com/course/eo/en/Leer-Esperanto-online