Misschien heb je het wel eens gezien op weg naar de Uithof: het Rietveld-Schröderhuis aan Prins Hendriklaan 50 in Utrecht. De rechte lijnen en grijze vlakken van het huis vormen een scherp contrast met de andere huizen in de straat, die met hun bruine bakstenen een stuk conventioneler zijn. Of je het nu mooi of lelijk vindt, het is een bijzonder gebouw dat sinds 2000 zelfs op de UNESCO Werelderfgoedlijst staat. Welk verhaal schuilt er achter de gevel van dit huis?
Je krijgt er het gevoel dat je rondloopt in een schilderij van Mondriaan.
Het Rietveld-Schröderhuis is gebouwd in 1923-1924 en sommige kunstwetenschappers zijn van mening dat dit het enige gebouw ter wereld is dat volledig volgens de principes van De Stijl is ontworpen. De Stijl was een Nederlandse kunststroming, genoemd naar het tijdschrift De Stijl dat in 1917 in Leiden werd opgericht door kunstenaar Theo van Doesburg. In de inleiding van de allereerste editie van zijn nieuwe tijdschrift schreef Van Doesburg dat het blad ‘den modernen mensch ontvankelijk [wil] maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst. Het wil tegenover de archaistische verwarring – het “moderne barok” – de logische beginselen stellen van een rijpenden stijl, gebaseerd op zuivere verhouding van tijdgeest en uitdrukkingsmiddelen.’ Wat hiermee bedoeld werd, was dat de volgers van De Stijl streefden naar vergaande abstractie van natuurlijke vormen, door vormen en kleuren te reduceren tot hun minimaalste essenties: verticale en horizontale lijnen, en alleen de primaire kleuren plus zwart, wit en grijs. Belangrijke kunstenaars die zich voor korte of langere tijd met De Stijl associeerden waren Piet Mondriaan, Bart van der Leck, Georges Vantongerloo en Gerrit Rietveld.
Of je het nu mooi of lelijk vindt, het is een bijzonder gebouw dat sinds 2000 zelfs op de UNESCO Werelderfgoedlijst staat.
Het huis is gebouwd in opdracht van Truus Schröder-Schräder (1889-1985). Zij woonde eerst met haar man, Frits Schräder, en hun drie kinderen in een huis aan de Biltstraat. Daar had ze het niet naar haar zin. Ze vond het huis ouderwets, donker en somber, waardoor ze zich opgesloten voelde. Toen haar man haar toestemming gaf om één kamer door Rietveld te laten verbouwen tot een lichte, open ruimte, was dit een openbaring voor haar. Frits Schräder overleed in 1923 en daarna wilde Truus Schröder weg uit Utrecht, maar nergens vond ze een woning naar haar zin. Uiteindelijk stelde Rietveld voor om een compleet nieuw huis voor haar te ontwerpen. Voor allebei was dit een gouden kans. Schröder wilde een huis dat voldeed aan haar wensen en haar onconventionele ideeën over wat een huis zou moeten zijn. Ze hield van eenvoud en soberheid en zocht een ruimte die haar zou bevrijden in plaats van beperken. Daarbij gaf dit Rietveld een kans om de principes van De Stijl toe te passen in een architectonische uitingsvorm. Ze vonden een leeg kavel aan de Prins Hendriklaan, op een plek die toen nog aan de rand van de stad lag en voor een groot deel uitkeek over een leeg polderlandschap.
De volgers van De Stijl streefden naar vergaande abstractie van natuurlijke vormen door vormen en kleuren te reduceren tot hun minimaalste essenties.
Schröder had intensief overleg met Rietveld over het ontwerp van het nieuwe huis, want zijn eerste twee voorstellen keurde zij af. Het komt dan ook door haar uitgebreide inbreng dat het huis niet het ‘Rietveldhuis’ heet, maar ‘Rietveld-Schröderhuis’. In het uiteindelijke ontwerp waar ze zich wel in kon vinden, was de bovenverdieping de plek waar geleefd werd, want Schröder hield ervan om zich hoger te bevinden, weg van de aarde en dichter bij het licht. Deze leefruimte zou geen muren krijgen, omdat ze kleine ruimtes niet prettig vond. Schröder en haar drie kinderen konden zich alleen van elkaar afzonderen door beweegbare wanden uit te schuiven. Zoals gezegd hield Schröder van soberheid en ze had weinig decoratieve spullen. De architectonische vormgeving zelf moest min of meer dienen als binnenhuisdecoratie, waardoor de hedendaagse bezoeker in het huis het gevoel krijgt rond te lopen in een schilderij van Mondriaan, tussen de vierkante lijnen en de vlakken rood, blauw, geel, zwart en wit. Met dit idee van één grote open woonruimte zouden Rietveld en Schröder echter geen bouwvergunning krijgen volgens de heersende regels. Daarom werd de onderverdieping wel ingedeeld in normale kamers, terwijl de bovenverdieping simpelweg ‘zolder’ genoemd werd op de bouwplannen die ingediend werden. Zo lukte het toch. Geheel naar Schröders voorkeur voor ruimte en licht wordt het huis gekenmerkt door de vloeiende overgang van binnen naar buiten. Het iconische hoekraam op de bovenverdieping is daar een mooi voorbeeld van. Dit was een idee van Rietveld. Zowel het grote raam als het kleine, dat er haaks op staat, zwaaien open naar buiten zodat de hoek als het ware oplost en er bijna geen verschil meer is tussen binnen en buiten. Op die manier moet Schröder het gevoel hebben gehad buiten te zijn, in de open polder.
Geheel naar Schröders voorkeur voor ruimte en licht wordt het huis gekenmerkt door de vloeiende overgang van binnen naar buiten.
In de jaren zestig werd het viaduct van de Waterlinieweg aangelegd, pal voor het huis. De ruimtelijke situering waarvoor het huis ontworpen was, werd hiermee tenietgedaan en zowel Rietveld als Schröder vonden toen dat het gebouw net zo goed gesloopt kon worden. Desondanks bleef Truus Schröder er tot haar dood wonen. Daarna is het huis teruggebracht in de originele staat en tegenwoordig maakt het deel uit van het Centraal Museum.