Fietsen met beleid: hoe Nederland aan de fiets verslingerd raakte

Veel buitenlanders die Nederland voor het eerst bezoeken kijken verbaasd naar de hoeveelheid fietsers in het verkeer. In veel landen wordt fietsen vooral gezien als een recreatieve bezigheid, en op sommige plekken geldt de fiets zelfs als vervoermiddel voor arme sloebers. Maar niet in ons kleine kikkerlandje: nergens anders hoort fietsen zo bij ons dagelijks leven, en bij elkaar hebben we met zijn 17 miljoenen maar liefst 22 miljoen fietsen. Hoe zijn we zo fietsverslaafd geraakt?

Laten we beginnen met een geschiedenislesje. De fiets bestaat nu ongeveer tweehonderd jaar. In 1817 werd de eerste loopfiets uitgevonden, die een korte rage teweegbracht maar na een tijdje weer uit de mode raakte. Dit technisch wonder had namelijk nog geen rem en veroorzaakte verschillende ongelukken. Vanaf de jaren 1830 ontstond de fiets zoals wij die nu kennen, met trappers en remmen, en al gauw nam dit vervoermiddel over de hele wereld een hoge vlucht, ook in landen die veel meer glooiing kennen dan Nederland.

De fiets bestaat nu ongeveer tweehonderd jaar. In 1817 werd de eerste loopfiets uitgevonden, die een korte rage teweegbracht.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam er in veel landen een kentering in de populariteit van de fiets. Eind jaren vijftig werden auto’s betaalbaar voor de middenklasse en waar de verkoop van fietsen daalde, steeg het aantal auto’s op de weg. Een van de gevolgen hiervan was een toename aan verkeersongelukken. Zo vielen er in 1971 bijvoorbeeld 3200 verkeersdoden in Nederland, waarvan vierhonderd kinderen onder de veertien jaar (ter vergelijking: in 2019 stierven er 661 mensen in verkeersongevallen, waarvan vijftien onder de vijftien jaar). Geen wonder, want de centra van oude steden waren ook totaal niet berekend op de continue stroom auto’s in de vaak smalle straten, waar fietsers, voetgangers en auto’s rakelings langs elkaar schraapten.

Toen de overheid in de gaten kreeg dat het verkeer in de steden te gevaarlijk werd, ontwikkelde men plannen om die stadscentra aan te pakken: in bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht zouden delen van de grachten worden gedempt en stukken binnenstad worden platgegooid voor brede snelwegen en hoge kantoorflats. Want wie zou er in de moderne tijd immers nog met de fiets willen, als iedereen een auto had? Wonen en werken zouden keurig gescheiden worden.

Veel stadsbewoners bleken echter niet gecharmeerd door deze destructieve aanpak en ze organiseerden grootschalige protestacties. Uiteindelijk werd daarom afgezien van de meeste stedenbouwkundige aanpassingen. Toch moest er echt iets gedaan worden aan de verkeersveiligheid en ook hier namen de burgers het initiatief: in Eindhoven werd de stichting Stop de Kindermoord opgericht, die de veiligheid van jonge verkeersdeelnemers wilde beschermen. Bovendien kreeg autolobbyclub ANWB een nieuwe rivaal: de ENWB, de Eerste Enige Nederlandse Wielrijdersbond (de huidige Fietsersbond). Deze groepen zetten zich in voor veilig fietsverkeer en de aanleg van aparte fietspaden en hielden ook grote protestacties.

In 1971 vielen er 3200 verkeersdoden in Nederland, waarvan vierhonderd kinderen onder de veertien jaar.

In reactie op deze protesten begon de overheid uiteindelijk in te zetten op gericht beleid om fietsen veiliger te maken en uiteindelijk te stimuleren: steden experimenteerden met fietspaden en langzaamaan werden binnensteden autoluw gemaakt. Ook nieuwe woonwijken werden zodanig ontworpen dat voetgangers en fietsers daar de hoofdrol speelden. Een mooi voorbeeld hiervan is het woonerf: dat is een Nederlandse uitvinding. Een van de gevolgen van dit nieuwe beleid was toevallig ook dat er beter werd nagedacht over verkeersstromen en hierdoor verbeterde de doorstroming van het autoverkeer. We klagen misschien vaak over drukte op de weg, maar vergeleken met andere landen rijdt het hier goed door.

Tegenwoordig vinden we het vaak vanzelfsprekend dat we in Nederland alles op de fiets doen: kinderen naar school brengen, boodschappen doen, naar kantoor of naar het station. Maar de cijfers laten zien dat het aantal kinderen dat op de fiets naar school gaat al een paar jaar afneemt, en in stedelijke gebieden doen veel basisscholen niet meer aan fietsexamens. Volgens verschillende voorspellingen zal de verstedelijking in Nederland alleen maar toenemen in de komende decennia, dus het is juist belangrijk dat we ervoor blijven waken dat iedereen veilig op de fiets kan stappen. Niet alleen in de stad, maar ook op het platteland.

Enkele statistieken over het Nederlandse verkeer:

Aantal kilometers wegen:135.470
Aantal km fietspaden:37.000
Aantal personenauto’s:8,5 mln
Aantal fietsen:22,8 mln
Waarvan electrisch:1,8 mln
Geschat aantal fietsendiefstallen per jaar:450.000