La bûche de Noël: in Frankrijk smullen ze van een smeulend houtblok

De Engelsen hebben hun Christmas pudding, dat is bekend. Maar de Fransen hebben hun Bûche de Noël, wat je losjes kunt vertalen als ‘Houtblok voor de kerst’. Jazeker, op kerstavond staat in Frankrijk steevast een houtblok op het menu. Maar hoe komen de Fransen eigenlijk aan dit traditionele kerstdessert met deze weinig poëtische naam?

De oorsprong van deze traditie ligt in voorchristelijke tijden. Rond de winterwende vierden heidense volkeren het lengen der dagen met het maken van licht en vuur. Zo lieten ze een boomstronk dagenlang doorsmeulen als offergave voor de goden.

Door het houtblok te bestrooien met zout zouden heksen op veilige afstand blijven.

Christenen namen deze gewoonte over en in de middeleeuwen werd het een heuse familieaangelegenheid. De pater familias ging buiten op zoek naar de mooiste en grootste boomstronk die hij vinden kon. Vaak viel zijn oog op een fruitboom, een symbool van vruchtbaarheid. Op kerstavond plaatsten het jongste en het oudste kind van het gezin het grote houtblok in de haard. Het blok werd aangestoken en gezegend met een buxus- of lauriertak. De kunst was vervolgens om het blok zo langzaam mogelijk te laten opbranden. Drie dagen minimaal moest het hout blijven smeulen, maar beter was het nog om dit vol te houden tot aan Driekoningen. Onderwijl werd het houtblok besprenkeld met wijn om een goede wijnoogst af te dwingen. Door het te bestrooien met zout zouden heksen op veilige afstand blijven. Ook de rest van het jaar bewees de bûche goede diensten. De resterende as maakte akkers vruchtbaar en stukjes houtskool vonden hun weg in de bereiding van allerhande medicamenten.

Het houtblok werd besprenkeld met wijn om een goede wijnoogst af te dwingen

In de negentiende eeuw raakte de traditie langzamerhand in onbruik. Grote open haarden verdwenen namelijk en maakten plaats voor gietijzeren kachels. Flink uit de kluiten gewassen houtblokken pasten hier niet meer in. De mensen namen nu genoegen met kleine, ronde boomstammetjes, die ze, versierd met mos, als decoratie op de kersttafel zetten. Rond 1870 verschenen de eerste eetbare bûches bij de kerstdis. Verschillende banketbakkers kregen het idee om een rol van biscuitdeeg met behulp van chocoladebotercrème om te toveren tot een boomstam. Pas na 1945 werd dit kerstgebak echt populair in Frankrijk, maar in de jaren 1990 nam de liefde van de Fransen voor dit toch wel machtige dessert weer af. Dit veranderde toen in 2006 de bekende designer Philippe Starck zich waagde aan een eigentijdse versie van het nagerecht. Samen met Maison Lenôtre ontwierp hij een bûche in de vorm van een rechthoekig blok hout dat regelrecht uit de zagerij lijkt te komen.

In niets lijken de moderne bûches nog op de ronde boomstammetjes van weleer…

Ook dit jaar pakken bekende Franse patissiers weer flink uit en laten hun fantasie de vrije loop. Ze geven hun creaties dichterlijke namen mee. Wat te denken van bijvoorbeeld La Forêt Noire Enchantée, het werkstuk van de meesterbanketbakker van Hôtel Crillon in Parijs. Zijn kerstgebak heeft de vorm van een donker woud met dennenbomen, donjons en feeërieke figuren dat rust op een sprookjesboek van Charles Perrault. En alles kan opgepeuzeld worden! 

In niets lijken de moderne bûches dus nog op de ronde boomstammetjes van weleer. Maar wees gewaarschuwd: vaak liggen deze kunststukjes als een blok op de maag…