Het Nederlands kent een groot aantal leenwoorden: woorden die ontleend zijn aan andere talen en van lieverlee steeds meer ingeburgerd raakten. Vooral door oorlog, handel en kolonisatie vindt dit soort kruisbestuiving tussen talen plaats. Frankrijk en Nederland hebben altijd veel contact gehad. Er werd oorlog gevoerd, handelgedreven en van 1810 tot 1813 maakte Holland zelfs deel uit van het Franse keizerrijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een groot aantal Nederlandse leenwoorden, de meeste zelfs, ontleend zijn aan het Frans. Andersom geldt ook dat de Franse taal veel woorden kent die een Nederlandse oorsprong hebben. Als de Franse dialecten, waaronder het Waals, worden meegerekend, zijn dat er zo’n 1550 volgens hoogleraar historische taalkunde Nicoline van der Sijs. Zij doet al jarenlang onderzoek naar dit fenomeen en heeft veel van haar opgedane kennis openbaar gemaakt op de digitale Uitleenwoordenbank en in talloze publicaties. Op de Uitleenwoordenbank is een inventarisatie te vinden van Nederlandse woorden die door andere talen overgenomen zijn.
Met een aantal van die Nederlandse woorden die hun weg vonden in de Franse taal is iets bijzonders aan de hand. Wij hebben deze woorden, in ietwat gewijzigde vorm weliswaar, teruggeleend. Laten we er een paar onder de loep nemen.
Fauteuil komt van faldistôl (vouwstoel) en kwam al voor in het middeleeuwse Chanson de Roland. Boulevard komt, via de verbasterde vorm bolevers, van het Nederlandse woord bolwerk.
De woorden fauteuil en boulevard hebben ogenschijnlijk niets met elkaar te maken. Toch vinden ze allebei hun oorsprong in het terrein van oorlog en verdediging. Fauteuil komt van faldistôl (vouwstoel) en kwam al voor in het middeleeuwse Chanson de Roland (het Roelantslied), waarin de nederlaag van Karel de Grote tegen de Basken in 788 wordt bezongen. In het hedendaagse Nederlands kennen we fauteuil als een armstoel. Boulevard komt, via de verbasterde vorm bolevers, van het Nederlandse woord bolwerk, dat verwijst naar een uitbouw in een verdedigingsmuur. In het Frans werd de term aanvankelijk alleen gebruikt voor een brede weg op een voormalige vestingwal. Later werd het gebruikt voor brede wegen in het algemeen. In die laatste betekenis heeft het Nederlands het woord overgenomen, al heeft boulevard er in de loop van de tijd weer allerlei betekenissen bijgekregen. Denk bijvoorbeeld aan winkel- , woon- en meubelboulevard.
Een ander mooi voorbeeld van een teruggeleend leenwoord is het woord mannequin, dat afgeleid is van het Middelnederlandse mannekijn (manneke). Dit was een houten paspop waarop een kleermaker zijn kledingontwerpen speldde. Tot in de negentiende eeuw werd damesmode aan de man gebracht door nieuwe ontwerpen op dit soort poppen te presenteren. Zoals bekend wordt het woord mannequin tegenwoordig gebruikt voor personen die mode tonen. Niet alleen op de Parijse catwalk, maar waar ook ter wereld. Zo zijn er nog tal van andere voorbeelden te noemen. Menig Nederlander snuffelt graag rond tussen de Franse brocante. In dit woord herkennen we het Nederlandse ‘brok’, oftewel ‘stuk’ of ‘fragment’. En welke Parijsganger kent niet de groene boekenstalletjes aan de Seine, de bouquinistes. De Nederlandse oorsprong van dit woord behoeft geen nadere toelichting.