Weet wat je zegt! Onbedoeld kwetsend taalgebruik kan schadelijk zijn

Het lijkt zo onschuldig: in gezelschap mopperen over ‘die mongool’ die weer eens iets zegt waar je het niet mee eens bent. Een shampoofabrikant die producten aanprijst voor ‘lastig, kroezend haar’ en voor ‘normaal haar’. Een krantenbericht waarin staat dat er dit jaar meer ‘gelukzoekers’ de gevaarlijke tocht over de Middellandse Zee wagen. Iedereen die wel eens wat schrijft of zegt, gebruikt soms onbewust kwetsende of beladen woorden. De discussie over stereotyperend, kwetsend of ‘fout’ taalgebruik wordt steeds luider gevoerd en lijkt de samenleving te polariseren. Het is één ding om iemand aan te spreken op duidelijk discriminerend gedrag, maar hoe ga je om met het grote grijze gebied van onbewust kwetsend taalgebruik? Schelden doet namelijk wél zeer, ook als het niet zo bedoeld is.

Halfbloed of volbloed?

Ik ben in de jaren zeventig opgegroeid als jongste dochter van een Nederlandse moeder en een Indische vader. In het Noord-Brabant van mijn jeugd viel ik met mijn zwarte krullenbol en getinte huidskleur behoorlijk op tussen al mijn witte klasgenootjes. Ik werd een halfbloedje genoemd. Ik had veel vriendinnetjes, was bij iedereen thuis welkom en wanneer mijn vader in de zomer saté grilde op de barbecue waren de buren de eersten die op die heerlijk geur afkwamen en bij ons aan tafel aanschoven. Ik voelde me in die tijd nooit bewust gediscrimineerd. Toch knaagde dat woord ‘halfbloedje’ onbewust aan mijn zelfbeeld. Het ‘half’, dat dus niet heel of vol was. Het verkleinwoord, ook al niet volwaardig.

Ik was niet alleen anders; ik was halfvol. En klein.

Ben ik hierdoor beschadigd? Die vraag laat zich moeilijk beantwoorden. Ik heb een goede baan, een lieve partner en een fijne, diverse, vriendengroep. Maar tussen die lagereschooltijd en mijn huidige leven liggen ook jaren waarin ik wél werd gepest en ik met mijn zelfbeeld, en het beeld dat anderen van mij hadden, overhooplag. Pas nadat ik in het eerste deel van de Harry Potterserie kennismaakte met het personage Hermelien kon ik mijn frustratie onder woorden brengen. Ik was, net als Hermelien, een meisje dat gepest werd omdat ze een ‘modderbloedje’ is. Eindelijk had ook ik een superheldin waarin ik mijzelf herkende. Een meisje dat enorm haar best doet om als vol gezien te worden en die beoordeeld wil worden om wat ze kan en niet om hoe ze geboren is. Maar die ook weet dat ze haar hele leven lang elke wedstrijd, waarvan de andere spelers niet eens weten dát het een wedstrijd is, met een 1-0 achterstand zal beginnen.

De duivel zit in de details

Woorden kunnen zowel bedoeld als onbedoeld kwetsen. Er zijn mensen die bepaalde groepen bewust willen kwetsen of als minderwaardig willen neerzetten en die dit door middel van hun taalgebruik duidelijk maken. Hoe schadelijk dit kan zijn laat de joodse taalkundige Victor Klemperer zien in zijn boek De taal van het Derde Rijk. Tijdens de twaalf jaar die het Derde Rijk duurde hield Klemperer een dagboek bij. Kort na de oorlog beschreef hij aan de hand van zijn aantekeningen hoe de nazi’s in korte tijd een uniek idioom en specifieke zinsstructuur ontwikkelden, die bijdroegen aan de dehumanisering van delen van de bevolking en het daaropvolgende genocidale geweld in Duitsland.

Hitler bijvoorbeeld gebruikte het woord ‘Jood’ nooit zonder daar de kwalificaties verderfelijk, verraderlijk of laf aan toe te voegen terwijl hij het Germaanse ras met superlatieven overgoot.

Nu is de stap van zonder kwade bedoelingen iemand een halfbloedje noemen naar de genocide tijdens de Tweede Wereldoorlog natuurlijk heel erg groot. Het is alleen wel belangrijk te beseffen dat woorden wel degelijk zowel positief als negatief bijdragen aan het beeld dat mensen van elkaar, én van zichzelf hebben. Continu opmerkingen of grapjes maken over ‘domme blondjes’ zorgt er uiteindelijk voor dat de gemeenschap een blonde vrouw als minder intelligent behandelt, maar ook dat deze dames zichzelf dommer gaan vinden. Als we dit niet willen zullen we dus echt op ons taalgebruik moeten letten. Daarnaast is de samenleving ook gevoeliger geworden. Met name vrouwen en minderheidsgroepen zijn zich vaker bewust van de kracht van woorden en ervaren de gevolgen van discriminerend of stereotyperend taalgebruik. De populariteit van (sociale) media zorgt er niet alleen voor dat kwetsende boodschappen een podium krijgen maar ook dat het negatieve taalgebruik acceptabel wordt. Schelden doet immers geen pijn. Toch?

Wat je zegt, ben je zelf

In elke gemeenschap is het een gegeven dat een minderheid zich aanpast aan de meerderheid. Het is dan ook begrijpelijk dat veel mensen moeite hebben met het idee dat ze hun taalgebruik moeten aanpassen om een minderheid niet voor het hoofd te stoten. We bedoelen er immers niets verkeerds mee, dus de ontvanger moet dat maar begrijpen en niet zo overgevoelig zijn. Maar ons taalgebruik aanpassen aan onze omgeving doen we dagelijks, meerdere keren, zonder dat we ons daarvan bewust zijn. We spreken een andere ‘taal’ tegen onze partner, kinderen, collega’s, klanten en vrienden. Het switchen van het ene sociolect naar het andere gaat zo automatisch dat we er niet eens bij stil staan. Dus je taalgebruik even onder de loep leggen en er de gevoelige of beladen woorden uitfilteren zou niet zo ingewikkeld moeten zijn.

Het is goed om te merken dat de samenleving steeds beter beseft dat niet iedereen in eenzelfde hokje past en dat we allemaal een andere ‘gebruiksaanwijzing’ hebben.

Er zijn al veel, vaak verhitte, discussies gevoerd over kwetsend taalgebruik en het palet is zo breed als de samenleving zelf. Of het nu gaat over beladen termen als slaven, autisten of Zwarte Piet, over stereotypering op basis van sekse, body-shaming, of hoe mensen van de LHBTIQ+ gemeenschap aangesproken willen worden. Wat de ene persoon ervaart als beledigend of discriminerend, wordt door de andere als een geuzennaam opgenomen, terwijl weer een ander zich totaal niet negatief aangesproken voelt. Duidelijk is wel dat in veel gevallen zowel de zender als de ontvanger van de boodschap worstelen met de gevoeligheden. En dat iederéén op enig moment wel eens net de verkeerde woorden kiest.

Mag ik je wat vragen?

Door op je woorden te letten is het mogelijk een bijdrage te leveren aan de strijd die bepaalde groepen moeten voeren voor een gelijkwaardig bestaan. Dat dit ingewikkeld kan zijn, blijkt bijvoorbeeld uit de verhalen van Raven van Dorst en Marieke Lucas Rijneveld. Van Dorst is als hermafrodiet geboren en als meisje opgevoed en geeft aan zich prettig te voelen bij het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden zij/hen. Van Dorst heeft onlangs hun naam veranderd van Ryanne naar Raven want, zo zegt Van Dorst: ‘Een naam is toch je visitekaartje. Het bepaalt zó veel: je wordt als vrouw aangesproken, je moet naar de vrouwen-wc, je moet van roze houden en je krijgt veertig procent minder pensioen. Vandaar deze naam, eentje die beter bij mij past en die jou niet vertelt hoe je met me om moet gaan. Zodat jij en ik dat lekker zelf kunnen uitzoeken.’ Hiermee legt Van Dorst haarfijn uit dat hoe we elkaar aanspreken belangrijk is, wat het effect van woorden kan zijn, én dat beide gesprekspartners hier een rol in hebben. Auteur Marieke Lucas Rijneveld heeft als non-binair persoon een andere aanpak. Door de jongensnaam Lucas toe te voegen aan haar naam geeft zij aan dat zij zichzelf soms als vrouw, soms als man identificeert. Rijneveld laat daarnaast weten er geen moeite mee te hebben als iemand een persoonlijk voornaamwoord gebruikt dat op dat moment niet klopt met hoe ze zich voelt.

Eerste hulp bij bewust taalgebruik

  • WOMEN Inc. heeft een stijlgids ontwikkeld voor genderinclusief taalgebruik
  • Belgisch reclamebureau JaJa heeft een uitgebreid Dossier Inclusief taalgebruik
  • Het Tropenmuseum heeft Woorden doen ertoe – een ‘Incomplete Gids’ voor woordkeuze binnen de culturele sector samengesteld
  • Vertrouw op je moreel kompas. Je voelt vaak haarfijn aan wat wel of niet ‘oké’ is.

Uit beide verhalen blijkt dat vooral de dialoog heel belangrijk is. Net als bij het leren van een vreemde taal verspreek je je soms, of weet je niet welk woord je in bepaalde context kunt gebruiken. Dan is het de normaalste zaak van de wereld om je gesprekspartner hier een vraag over te stellen en voelt het ook niet als een belediging als die persoon je hier en daar corrigeert. Dat komt het gesprek alleen maar ten goede. Het tegengaan van discriminatie kan soms heel eenvoudig beginnen met het besef dat het speelveld niet voor iedereen gelijk is. Als trots halfbloedje, dat graag voor vol wordt aangezien, roep ik iedereen op om onze mooie taal bewust in te zetten voor een inclusieve samenleving.