De klopjacht op anglicismen in de Franse taal: een gelopen race?

Zo chic als het woord anglicisme klinkt, zo negatief is de betekenis ervan in feite. Een anglicisme is, net als een germanisme en een gallicisme, een ordinair barbarisme. Een leenwoord dat in weerwil van de principes van een andere taal is overgenomen in die taal. Het Nederlands kent aardig wat Engelse leenwoorden, maar hier kraait er geen haan naar. Hoe anders is dat in Frankrijk, waar een ware klopjacht gaande is op ‘les anglicismes’

Het Frans zit op slot. Of althans, de Franse overheid en taalinstituten proberen de verengelsing van het Frans uit alle macht te voorkomen. Maar de Engelse uitdrukkingen zijn omnipresent. Het zijn er ook zoveel. Daarbij kun je overigens onderscheid maken tussen de letterlijke Engelse leenwoorden, zoals ‘pitch’, ‘spoiler’ en ‘podcast’ en de al meer verfranste varianten, denk aan de werkwoorden ‘bruncher’ en ‘customiser’, die een Frans achtervoegsel hebben gekregen. Binnen die laatste categorie vallen vaak de Franse werkwoorden waarin duidelijk een Engelse stam terug te vinden is. Wanneer ze met een Frans accent worden uitgesproken zou je bijna vergeten dat ze niet puur Frans zijn, maar ‘franglais’. En so what?

De Engelse termen die zich geniepig in de frontaalkwab van het Franse brein nestelen, komen doorgaans uit de Amerikaanse cultuur. Daar zijn de fenomenen die er betekenis aan geven ontstaan. De grote, kapitalistische Verenigde Staten brachten met het consumentisme nieuwe woorden voort, zoals ‘streetfood’, ‘fashion tech’ en ‘broadcast’. Andere ontwikkelingen, onder meer binnen de muziek- en computerindustrie en het bedrijfsleven, maken dat woorden als ‘autotune’, ‘deepfake’, ‘briefing’, ‘brainstorming’ en ‘think thank’ inmiddels in gebruik zijn.

Liever ‘Black Friday’ dan ‘Vendredi Fou’

Fascinerend zijn ook de nieuwe medische termen die met de Covid-pandemie ineens ontstonden: ‘cocooning’, ‘cluster’ of ‘tracking’. In het Nederlands hebben we deze termen voor een groot deel klakkeloos overgenomen, al dan niet met toevoeging van een Nederlands staartje. Zo wordt Cocooning in deze vorm gewoon gebruikt op de website van het RIVM en van tracking of het tracken van personen in de Nederlandse taal kijkt niemand raar op. Frankrijk pakt dit net even anders aan.

Om überhaupt ene f*ck te geven om het egard van je eigen taal moet je op z’n minst behoorlijk chauvinistisch zijn. Als Nederlander kijk je waarschijnlijk niet eens op van de voorgaande zin. Maar de Fransen zouden er not amused over zijn. Het Frans is voor hen niet alleen een soort nationaal monument, maar bovenal een zuivere en rijke taal, waarin anglicismen overbodig zijn. Ze vinden het simpelweg niet nodig dat het Frans tot een soort ‘franglais’ verwordt. Die rijkdom is overigens een wijdverspreide misvatting; het Frans is helemaal geen rijke taal als je het hebt over het aantal woorden. Het Engels kent namelijk zeker vijf tot zeven keer meer woorden.

Dat het Frans als nationaal monument wordt gezien, is trouwens zo gek nog niet. Het ‘Francien’, de directe voorloper van het huidige Frans, ontstond al in de elfde eeuw in Parijs en de nabije omgeving. Het werd gesproken door handelaren, kunstenaars, studenten en eenieder die het zich kon veroorloven om zich in Parijs of de voorsteden te vestigen. Het vroege Frans kreeg in de eeuwen die volgden steeds meer vorm en werd door koning Frans I met het Edict van Villers-Cotterêts als de officiële bestuurstaal aangewezen. Hiermee probeerde de koning zich los te maken van de macht van de Rooms-Katholieke Kerk, dat het Latijn als lingua franca had.

Het vroege Frans werd gesproken door eenieder die zich wonen in Parijs kon veroorloven

Het Frans werd na het Edict van Villers-Cotterêts nog niet door alle Franse burgers gesproken, maar was vooral in de hogere kringen de norm. In 1634 werd door kardinaal Richelieu, mede onder invloed van de Franse dichter François de Malherbe, officieel het wereldberoemde instituut Académie Française opgericht. François de Malherbe had erop aangedrongen dat er voor het Frans regels zouden komen die voor een correct gebruik, ‘le bon usage’, moesten zorgen. De Académie Française voorzag in deze regels en gaf in 1694 voor het eerst een Frans woordenboek uit, met daarin een selectie aan woorden die aan deze standaarden voldeden. Vanaf dat moment zou de Franse overheid zich altijd bemoeien met de regelgeving van de taal.

Het goed spreken van de Franse taal wordt vandaag de dag in Frankrijk erg belangrijk gevonden en de Fransen zien het als een voorrecht om hun taal door te geven aan hun kinderen. In 1994 zorgde la loi Toubon er zelfs voor dat elke Franse burger zich voortaan mocht uitdrukken in het Frans. De wet was niet bedoeld als plicht, maar als (voor)recht. Zo staat in deze wet dat alle teksten afkomstig van de Franse overheid (maar ook gebruiksaanwijzingen en garantiebewijzen van producten in Frankrijk op de markt gebracht) in het Frans beschikbaar dienen te zijn voor Franse burgers en consumenten.

Dat het een recht is om een taal te mogen spreken in een land maakt nog niet dat er ook door de overheid toezicht gehouden hoeft te worden op de taal. In Nederland kennen we die overheidsbemoeienis met de taal in elk geval niet. Toch is dit in Frankrijk heel normaal. Het is de DGLFLF (Délégation générale à la langue française et aux langues de France) die als onderdeel van het Ministère de la Culture verantwoordelijk is voor het ‘puur’ houden van het hedendaagse Frans. De DGLFLF verbiedt het gebruik van anglicismen niet, maar stelt wel overzichten op met Franse alternatieven voor Engelse woorden die het Frans binnengedrongen zijn. Eind 2020 publiceerde de DGLFLF nog een officieel overzicht met alternatieven voor anglicismen specifiek binnen de Covid-terminologie. Zo worden de Fransen geacht ‘cocon vaccinal’ te gebruiken in plaats van ‘cocooning’. Een ‘cluster’ kan volgens de DGLFLF beter een ‘foyer épidémique’ genoemd worden en ‘géolocalisation’, ‘traçage’ en ‘suivi des contacts’ zijn de aangereikte alternatieven voor het voor de hand liggende ‘tracking’. Niet alleen de DGLFLF, maar ook de CSA (Conseil Supérieur de l’Audiovisuel) doet een duit in het zakje. Deze Franse omroepraad probeert door middel van videocampagnes het gebruik van anglicismen de kop in te drukken. Met de slogan ‘Dites-le en français’ is de boodschap aan de Fransen heel duidelijk: ‘Zeg het in het Frans’. Het was ook de CSA die ooit met het inmiddels veelgebruikte ‘diffusion’ ter vervanging van ‘broadcasting’ kwam en voor het Engelse ‘deadline’ het Franse ‘date limite’ souffleerde. Zo doen ze dat in Frankrijk, ‘le bon usage’.

In Frankrijk is overheidsbemoeienis met de taal heel normaal

Maar wat vinden de moedertaalsprekers van het Frans er eigenlijk zelf van? Zien zij de anglicismen als een verrijking van hun ‘langue de Molière’ of vormen die wat hen betreft helemaal geen bedreiging? Vooral onder jongeren lijkt dat laatste het geval te zijn. Zij gebruiken liever ‘Black Friday’ dan ‘Vendredi Fou’ en ‘streaming’ is veel sneller uitgesproken dan ‘diffusion en flux continu’. Met het vele downloaden, streamen, vloggen en posten op social media hebben de (Amerikaans-)Engelse termen de overhand. Onder de generaties Z en Y zijn de anglicismen populairder dan de Franse alternatieven.

Het tegengeluid komt voornamelijk van de overheid maar soms ook van onderwijsinstellingen, bedrijven of individuen die de Franse taal een warm hart toedragen. Wie op instagram zoekt op de hashtag (of liever ‘mot-dièse’) anglicisme, komt verschillende initiatieven tegen van personen om je als Franstalige vooral volledig in het Frans uit te drukken en niet deels in het Engels. Het koesteren van de eigen taal is dus niet enkel afkomstig van de Franse staat.

Hoe de toekomst van het Frans eruitziet kan niemand voorspellen. Toch zou het met een steeds collectiever Europa en de meer open houding van jonge Fransen tegenover andere culturen best eens kunnen zijn dat anglicismen over een aantal jaren niet meer bestreden, maar juist omarmd worden. Taal ontstaat doordat de mensen die hem spreken, fouten maken. Zo beweegt de taal in morfologische, syntactische en semantische zin mee met de tijdgeest. Je zou het struisvogelpolitiek kunnen noemen als Frankrijk krampachtig probeert passende Franse alternatieven te bedenken voor Engelse termen die met een moordend tempo ontstaan. Maar wat een prachtig initiatief om je taal, uit liefde ervoor, te beschermen tegen invloeden van buitenaf en hem enkel in de puurste vorm te bezigen. It takes hard work. Chapeau.