Gendern is een hot topic in Duitsland. Maar is dat nou wel nodig? Slaan de Duitsers hier niet een beetje door? En hoe zit het eigenlijk bij ons? Hebben we hier in Nederland te maken met eenzelfde trend op het gebied van gender-inclusiviteit in de taal? In dit artikel gaan we op zoek naar antwoorden op de deze vragen en doen we een poging om deze hele genderdiscussie op taalgebied beter te begrijpen. Want laten we eerlijk zijn, kun jij door al die sterretjes, streepjes en komma’s het woord nog zien?
Gendern-watte?
Duitsers zijn momenteel heel erg druk bezig om hun taal zo inclusief mogelijk te maken. Ze hebben er zelfs een werkwoord voor: Gendern, afgeleid van het Engelse gender. Het betekent: Linguïstische middelen gebruiken, om mensen van alle genderidentiteiten zichtbaar te maken. Oftewel: niemand mag zich buitengesloten voelen, iedereen hoort erbij. Iets waar velen van ons hopelijk grote voorstanders van zijn. Je hoeft niet met iedereen vrienden te zijn, maar je sluit nooit doelbewust mensen buiten.
En toch hebben veel mensen moeite met deze genderdiscussie. Want word je als vrouw nou echt gepasseerd als er in een tekst geschreven wordt over een ‘arts’? Of juist als man als we het hebben over een verpleegkundige? Velen voelen zich arts, verpleegkundige, of vertaler, of ze nou een ‘m’, ‘v’ of ‘x’ in hun paspoort hebben staan.
In Duitsland denkt een groot deel van de mensen daar anders over. Zij willen af van de ´ouderwetse standaard mannelijke´ aanspreekvorm. Als je wil dat iedereen zich aangesproken voelt, dan moet je ook daadwerkelijk iedereen aanspreken. En dat gaat dus niet, als je alleen de mannelijke vorm gebruikt.
Veel mensen voelen zich arts, verpleegkundige, of in mijn geval vertaler, of ze nou een ‘m’, ‘v’ of ‘x’ in hun paspoort hebben staan.
De Duitse minister van Justitie Christine Lambrecht, een groot voorstander van de genderdiscussie, schreef de tekst voor een nieuw wetsvoorstel uitsluitend in de vrouwelijke vorm, als tegengeluid tegen deze ‘mannelijke overheersing’. Maar ze stuitte op zoveel weerstand, dat ze uiteindelijk onder de druk is bezweken en alles weer veranderde naar de standaard mannelijke vorm.
De Duitse auteur Nele Pollatscheck is juist een felle tegenstander van het Gendern. Zij vindt dat ze schrijver is en geen schrijfster, want zo zegt ze zelf: ’als je de vrouwelijke vorm gaat gebruiken dan kun je mij net zo goed “vagina” gaan noemen.’ Volgens haar is het geslacht niet het belangrijkste kenmerk van je eigen identiteit, want je bent nog zoveel meer dan alleen maar man of vrouw.
Volgens de Duitse auteur Nele Pollatscheck is het geslacht niet het belangrijkste kenmerk van je identiteit, want je bent nog zoveel meer dan alleen maar man of vrouw.
Het bekende Duitse woordenboek Duden neemt de genderdiscussie wel serieus. Zelfs zo serieus dat er niet alleen een pagina in staat voor het (mannelijke) woord ‘Arzt’ (dokter), maar nu dus ook voor het (vrouwelijke) woord ‘Ärztin’ (vrouwelijke dokter), net als voor duizenden andere termen. Websites met gender-woordenboeken en handleidingen over hoe je jouw teksten het beste genderneutraal kunt schrijven, schieten als genderneutrale paddenstoelen uit de grond.
Maar hoe moet het dan wel?
Met al deze ontwikkelingen wordt één ding heel duidelijk: De Duitsers lijken het zelf ook nog niet echt te weten. We weten dat er voor- en tegenstanders zijn. Maar als we die even opzijzetten, mannen én vrouwen natuurlijk, dan rest nog wel de vraag hoe je nou het beste genderneutraal kunt schrijven. Daar zijn op dit moment verschillende manieren voor, die inmiddels veelvuldig gebruikt worden. Hier een voorbeeld van het woord Leser (lezer) en de mogelijkheden die het Duits daarvoor aanreikt:
- Leser, Leserinnen
- LeserInnen
- Leser_innen
- Leser:innen
- Leser*innen
- Leser(innen)
- Leser/innen
Er zijn op dit gebied dus (nog) geen duidelijke richtlijnen en je merkt dat de Duitsers nog zoekende zijn. Dat kan ook verklaren waarom er zo ontzettend veel mogelijkheden zijn om inclusiever te schrijven. Het gaat vooral om persoonlijke voorkeur en het gendern an sich lijkt belangrijker dan de gebruikte methodiek. De vijfde mogelijkheid uit het rijtje, het Gendersternchen (gendersterretje), lijkt op dit moment de grootste voorkeur te genieten. Het is duidelijk en maakt lange teksten niet onnodig ingewikkeld en slecht leesbaar, zoals het geval zal zijn voor de eerste optie in het rijtje.
Het gaat vooral om persoonlijke voorkeur en het gendern an sich lijkt belangrijker dan de gebruikte methodiek.
Omdat er steeds meer mensen zijn die ook vinden dat een tekst onnodig ingewikkeld wordt gemaakt met al die opties uit het bovenstaande rijtje, wordt er steeds vaker gebruik gemaakt van neutrale woorden. Dus geen Student*innen (studenten), maar Studierenden (studerenden). Hiermee omzeil je het geslacht en benoem je de hele groep, terwijl je maar een woord gebruikt. Een duidelijke en eenvoudige mogelijkheid om iedereen tevreden te houden. En je hoeft geen sterretjes, streepjes en haakjes te gebruiken in je tekst, zodat de tekst ook nog eens lekker compact blijft. Want stel je voor hoe een tekst eruit komt te zien als je in elke derde zin zowel de mannelijke als de vrouwelijke vorm van een woord moet opschrijven.
En hoe zit dat dan in Nederland?
In Nederland is het een stuk stiller rondom de genderdiscussie. In ieder geval wat taal betreft. Want ook in Nederland zijn er talloze voorbeelden te vinden van gender-inclusiviteit. Kinderkleding wordt verkocht zonder geslachtsaanduiding, op steeds meer plekken zijn genderneutrale wc’s te vinden en op stations hoor je ‘beste reizigers’ in plaats van ‘beste dames en heren’. Maar toch begint de Nederlandse taal zich steeds genderneutraler te ontwikkelen. ‘Hen’ is als nieuw voornaamwoord al breed geaccepteerd en op formulieren of bij enquêtes wordt steeds vaker gekozen voor neutrale woorden zoals ‘partner’ in plaats van ‘echtgenoot/echtgenote’ of ‘scholieren’ in plaats van ‘student/studente’.
De Dikke van Dale doet ook een duit in het genderneutrale zakje. In de nieuwste editie van het bekende woordenboek wordt een groot aantal woorden dat naar mensen verwijst voor het eerst ook voorzien van de genderneutrale ‘x’ en niet alleen van de ‘m’ en de ‘v’. Het gaat in dit geval om alle ‘de-woorden’ die een persoon aanduiden, maar die niet per se verwijzen naar een biologisch geslacht. Voorbeelden hiervan zijn: de minister, de voetballer, de held en de bakker.
Als we iedereen zouden zien zoals diegene is, maakt het geslacht niet uit en wordt de wereld een stukje mooier.
Maar een duidelijke taalontwikkeling zoals bij onze oosterburen, zien we in Nederland nog niet. Wat je op dit moment ziet is dat de meervoudsvorm gebruikt wordt en het standaardgebruik van de mannelijke vorm zoveel mogelijk wordt vermeden. De algemene indruk is dat een aanzienlijk deel van de Nederlanders vindt dat je vooral geen veronderstellingen moet maken over iemands geslacht en daar dus ook niet de nadruk op moet leggen.
Is de hele genderdiscussie nou wel of niet nodig?
Het antwoord op deze vraag blijft lastig. Het is goed dat we erover nadenken en dat we beginnen te accepteren dat we niet in een ‘mannenwereld’ leven. Maar het is vooral belangrijk dat we ons ervan bewust gaan worden dat het niet uit zou moeten maken of je man, vrouw of een beetje van allebei bent. Als we iedereen zouden zien zoals diegene is, maakt het geslacht niet uit en wordt de wereld een stukje mooier. Maar helaas doet het er in de praktijk nog wel toe, dus de discussie blijft noodzakelijk. Ik, de schrijver van dit artikel, ben een vertaler. Ik ben een vrouw. Ik ben een moeder en een vriendin. Dat zijn rollen in het leven waar ik voor gekozen heb en die mij gegeven zijn. In de rol van vrouw en moeder ben ik overtuigend ‘vrouw’, maar in mijn rol als vertaler maakt het niet uit wat ik ben. Ik lever een dienst. Dat is waar het om zou moeten gaan. Om datgene wat iemand maakt, creëert of nalaat, en niet of dat nu ontstaan is vanuit de handen van een ‘m’, ‘v’ of ‘x’.