Waarom Lope de Vega in 17e-eeuws Nederland populairder was dan Vondel

Wie was de populairste toneelschrijver in de 17e eeuw in Nederland? Joost van den Vondel? Brederode misschien? Nee, het was de beroemde Spaanse schrijver Lope de Vega. En het populairste stuk? Het leven is maer droom, de Nederlandstalige bewerking van La vida es sueño van Calderón de la Barca, ook zo’n grote naam uit de Spaanse Gouden Eeuw.

Schrijvers uit Spanje? Maar was dat niet de ‘erfvijand’ waarmee de jonge Republiek der Verenigde Nederlanden nog tot halverwege de 17e eeuw (de vrede werd in 1648 in Münster gesloten) mee in oorlog was? Dat is toch op zijn minst opvallend. Je zou verwachten dat het Spaanse toneel – met zijn katholieke, aristocratische en barokke inslag – niet bepaald populair zou zijn in de van calvinistische waarden doortrokken Republiek.  Het vermakelijke boekje Spaans toneel voor Nederlands publiek van Frans Blom en Olga van Marion laat zien hoe dat zo is gekomen en ze baseren zich daarbij op historisch onderzoek.

Het begon allemaal in 1638. De Tachtigjarige Oorlog was nog in volle gang. In dat jaar werd de Amsterdamse Schouwburg geopend en men was op zoek naar repertoire. Het klassieke toneel van de Spaanse Gouden Eeuw was op dat moment op een hoogtepunt en stond internationaal in hoog aanzien. Stukken van Lope de Vega en Calderón de la Barca hadden niet alleen in Spanje, maar ook in Frankrijk veel succes. Het duurde niet lang of de Schouwburg begon ook Spaanse stukken in Nederlandse vertaling op het programma te zetten en die sloegen enorm aan. Hoewel men aanvankelijk nog een beetje huiverig was om de namen van de Spaanse auteurs te noemen werd die schroom na de vrede van Münster volledig afgeworpen. Er werden zelfs zoveel Spaanse toneelwerken opgevoerd dat Joost van den Vondel zich beklaagde dat zijn stukken nauwelijks nog aan bod kwamen.

Blijkbaar had de Spaanse Gouden Eeuw toch een grotere invloed op de onze dan we dachten

Maar wat maakte die Spaanse werken dan zo populair? Natuurlijk had dat met de literaire kwaliteit te maken, maar het waren ook echte spektakelstukken. De setting was vaak exotisch en er gebeurde van alles. Spaanse toneelschrijvers namen het niet zo nauw met de klassieke conventies van het toneel, zoals de eenheid van plaats, tijd en ruimte. Het verhaal vloog van de ene locatie naar de andere, plotwendingen buitelden over elkaar heen en ondanks de zware thematiek viel er ook altijd wel wat te lachen. Echte blockbusters dus. Daar staken de serieuze tragedies van Joost van den Vondel bleekjes bij af. Het was ook opvallend dat vrouwen in het Spaans toneel vaak sterke rollen hadden, wat zeker vernieuwend was in die tijd.

Een mooi voorbeeld is Het leven is maer droom van Calderón de la Barca, dat ook wel opgevoerd werd onder de titel Sigismundus, prince van Poolen. Dat stuk werd in 1654 – na een stroeve start – een echte hit in de Schouwburg. Daarna stond het tot ver in de achttiende eeuw zeer regelmatig op het programma in Amsterdam. Het had alles wat het Spaanse toneel zo aantrekkelijk maakte: een koninklijk hof in een ver, exotisch land (Polen), een woeste hoofdpersoon die tot twee keer toe in een kerker belandt en vervolgens twee keer tot koning wordt uitgeroepen, een love interest, een diep-filosofisch thema en op gezette tijden een lollig personage of gracioso om alles in perspectief te plaatsen. En dat alles met de literaire kwaliteit van een grote schrijver als Calderón de la Barca.

Er werden zelfs zoveel Spaanse toneelwerken geprogrammeerd dat Joost van den Vondel zijn beklag deed

En dat brengt ons op de volgende vraag, want wie zetten die Spaanse toneelstukken eigenlijk over in het Nederlands? Ook dat is een interessant stukje geschiedenis. Er waren twee belangrijke bronnen. De eerste was de groep Sefardische joden die vanaf eind vijftiende eeuw gedwongen waren Spanje te verlaten en zich in de Nederlanden hadden gevestigd. Zij  spraken nog steeds goed Spaans en hadden nog veel contacten in Spanje. Hun rol in de vertaling van het Spaanse toneel was groot. Vaak maakten zij een vertaling in proza, die dan door een Nederlander (vaak een van de acteurs) in rijmende verzen werd omgezet. Jacobus Barocas heeft op die manier veel Spaans toneel in Nederlands proza vertaald. Een andere route was via de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België), die nog wel onder Spaans gezag stonden. Gezelschappen van toneelliefhebbers die zowel Nederlands als Spaans beheersten, vertaalden veel Spaanse stukken om in Brussel te laten opvoeren. Via rondreizende toneelgezelschappen kwamen die stukken dan vervolgens op podia in Nederland terecht. Op die manier is het Het leven is maer droom uiteindelijk naar Amsterdam gekomen.

Dit stukje Nederlandse theatergeschiedenis was tot voor kort nog onbekend, dus het boekje van Blom en Van Marion vult zeker een leemte op. Het plaatst de ‘vijandschap’ tussen de Republiek en Spanje ook in een heel ander licht. Blijkbaar had de Spaanse Gouden Eeuw toch een grotere invloed op de Nederlandse cultuur dan we dachten.