In veel talen hebben woorden een grammaticaal geslacht: aan zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of persoonsvormen wordt een gender toegekend. Er bestaan over het algemeen drie geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Hetzelfde woord kan in de ene taal een ander geslacht hebben dan in de andere taal. Denk bijvoorbeeld maar aan het boek, dat in het Nederlands onzijdig is, terwijl el libro in het Spaans mannelijk is, en het Russische woord книга (kniga) juist weer vrouwelijk. Maar waarom roept het geslacht van het woord boek nou verschillende beelden op bij een Duitser, Rus en Spanjaard?
Taal en onze perceptie van de wereld zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Met verschillende theorieën wordt gepoogd om dit oorzakelijke verband tussen taal, denkwijze en wereldbeeld te verklaren. Het is een soort kip-ei-verhaal: de ene theorie stelt dat de taal waarmee we opgroeien, beïnvloedt hoe we over iets denken. En een andere beweert juist het tegenovergestelde, namelijk dat ons wereldbeeld eerst gevormd wordt in ons brein en daarna pas door middel van taal tot uiting komt. De waarheid ligt waarschijnlijk ergens daartussenin. Er bestaat namelijk een zekere reciprociteit tussen gedachten en taal. Dit betekent dat taal onze gedachten en en ons wereldbeeld helpt te vormen. Maar ook andersom: onze denkwijze verandert continu ons taal(gebruik).
Waar uiting wordt gegeven aan sekse, is immers ruimte voor seksisme.
Volgens de eerste theorie leren we een taal tijdens het opgroeien, terwijl ons wereldbeeld tegelijkertijd beïnvloed wordt door de kenmerken die we met het mannelijke of vrouwelijke geslacht associëren en die we ook aan de voorwerpen om ons heen toekennen. Mensen die een taal spreken waarin het woord brug een vrouwelijk geslacht heeft, zijn inderdaad eerder geneigd om vrouwelijke eigenschappen aan dat verschijnsel toe te kennen (licht, aantrekkelijk, gracieus). Maar sprekers van talen waarin het datzelfde woord mannelijk is, associëren het juist met begrippen als solide, sterk en betrouwbaar. Dit voorbeeld laat zien dat het taalkundig geslacht geassocieerd wordt met sekse en daarom heel makkelijk een vehikel kan worden voor seksisme. Waar uiting wordt gegeven aan sekse, is immers ruimte voor seksisme.
Volgens de tweede theorie gebeurt het tegenovergestelde en wordt ons taalgebruik juist beïnvloed door de manier waarop we denken. Met andere woorden: onze gedachten vinden hun uiting in de woorden die we uitspreken. We gebruiken de woorden die we het beste vinden passen bij onze ideeën en emoties van dat moment. Vaak doen we dit onbewust en staan we niet stil bij welke woorden we nou precies gebruiken. Soms leidt dit tot zogenaamde ‘freudiaanse versprekingen’, maar veel vaker gebruiken we inmiddels in onze cultuur verankerde woorden en woordconstructies die een lange geschiedenis van ongelijkheid tussen man en vrouw met zich meedragen. Denk aan hedendaagse uitspraken zoals Kom op, jongens, vijftien man, mankracht, en iedereen doet zijn ding, enz. Het lijkt vanzelfsprekend dat we sommige woorden met name in een mannelijke vorm gebruiken. Maar zoals uit het voorbeeld van de brug blijkt, is er altijd ruimte voor seksisme, zolang woorden geassocieerd worden met sekse. Óók als dit seksisme verstopt zit in vaste uitdrukkingen en algemene bewoordingen die niet toe te schrijven zijn aan de opvatting van een enkel individu.
Maar wat maakt dat het geslacht van een woord verschillende beelden bij een Fransoos, Duitser en Spanjaard oproept?
Een mooi voorbeeld van een land waar de taal bewust minder seksistisch is gemaakt, is Zweden. Daar waren ze ontevreden over de tweesplitsing van han (hij) en hon (zij). Daarom bedachten ze het geslachtsneutrale hen. Dit zou van pas komen wanneer het geslacht onbekend of niet van belang is, zodat het niet langer nodig is om standaard hij, hem of zijn te gebruiken. Ook zou het handig zijn voor mensen die zich niet identificeren met hij of zij. Het gebruik van de nieuwe vorm is vergelijkbaar met dat van het neutrale enkelvoud they uit het Engels.
Een dergelijke taalverandering is het gevolg van een actieve en bewuste aanpassing van de denkwijze van de sprekers. Doordat de tweedeling tussen mannelijk en vrouwelijk in de taal niet accuraat en juist gevonden werd, is het taalgebruik aangepast. Met deze nieuwe taalnorm zijn de sprekers, die nu niet meer hoeven te kiezen tussen hij of zij, onbewust minder seksistisch gaan denken. Dit is dus zowel een voorbeeld als een gevolg van de reciprociteit tussen de taal en het brein, waarbij veranderde opvattingen binnen de maatschappij hebben geleid tot het actief aanpassen van de taal, wat vervolgens weer heeft geleid tot een aanpassing in het denken en daarmee ook een positief maatschappelijk effect heeft bewerkstelligd.
Een taal kan seksisme aanmoedigen doordat er een nadrukkelijk onderscheid wordt gemaakt in grammaticaal geslacht. Daarbij geeft ons brein zelf invulling aan bepaalde kenmerken die we met mannelijke of vrouwelijke woorden associëren. Door taal te veranderen, zijn we in staat ons denken aan te passen en seksisme minder ruimte te geven.