Afgelopen najaar volgde ik een hoorcollege van het vak Maatschappijkennis Nederland. In een presentatie passeerden acht opvallend Nederlandse fenomenen de revue. Dat was een mooie aanleiding om terug te denken aan mijn eigen ervaringen. Omdat ik in verschillende landen heb gewoond, durf ik mezelf wel een ervaringsdeskundige te noemen, en bij elk van die typisch Nederlandse fenomenen schoot me dan ook wel een voorbeeld te binnen. Want in het buitenland leer je Nederland pas echt kennen, en kom je erachter hoe Nederlands je eigenlijk bent.
Gelijkheid in Zweden
Uitwisselingsprogramma’s zoals Erasmus bestonden er in mijn tijd nog niet. Maar ik was zo gefascineerd door Zweden, dat ik er graag een tijdje wilde wonen. Ik had al een zomer doorgebracht in Uppsala om de taal te leren, en besloot me in te schrijven aan de International Graduate School van de Universiteit van Stockholm. Daar ging het er in vergelijking met het toch als weinig hiërarchische bekend staande Nederland voor mijn gevoel pas echt egalitair aan toe. Hoe gerenommeerd een professor ook was, je kon gewoon ‘jij’ tegen hem zeggen (vousvoyeren was sowieso afgeschaft in Zweden) en zijn kantoor binnenlopen. Ook maakte ik er kennis met leegte en stilte. Ik kan me de plek en het moment nu nog herinneren. Het was zó mooi, maar er was in de verste verte niemand te bekennen. Een bijzondere gewaarwording voor iemand die nog nooit echte natuur had meegemaakt.
Vrijheid in Canada
Terwijl halverwege de jaren 80 in Nederland het integratiedebat losbarstte, verhuisde ik naar Canada. Daar was ik immigrant in een immigrantenland, waar autochtonen de Indianen en Inuits zijn. Met mijn opleiding sociale geografie kon ik daar helaas weinig aanvangen. Ruimtelijke ordening op de vierkante centimeter zoals in het dichtbevolkte Nederland bestond daar nauwelijks. Aan ruimte en natuur hadden ze in Canada geen gebrek. Ik heb daar enorm van genoten. Ook de vrijheid daar heb ik erg gewaardeerd. Als je wilde, kon je morgen ergens anders je intrek nemen. Er stonden overal appartementen te huur. Je hoefde niet op een wachtlijst zoals in Nederland. Ook de arbeidsmarkt was er een stuk flexibeler. Je vond zo een baan.
De eerlijkheid gebiedt om te vermelden dat je weinig verdiende en gemakkelijk ontslagen kon worden. Het leven was er gewoon een stuk harder. Je moest meer voor jezelf opkomen. Er werd minder geklaagd over niks en er was meer eigen verantwoordelijkheid. Daar kon ik goed mee leven. Er was meer rijkdom, maar ook meer armoede. Dat vond ik soms wel confronterend. Ondanks – of misschien juist wel dankzij – de minder ruimhartige verzorgingsstaat voelde ik me er vrijer. Er waren minder regels in Canada. Geschreven en ongeschreven. Het hokjesdenken ontbrak in mijn nieuwe thuisland.
Toerist in eigen land
Als ik op bezoek was in Nederland, zag ik overal mijn vader en moeder fietsen. Althans, dat dacht ik, want mensen van middelbare leeftijd hadden voor mijn gevoel allemaal hetzelfde grijze hoofd en droegen identieke beige- of grijskleurige jacks. Ook jongeren waren vrijwel zonder uitzondering volgens dezelfde mode gekapt en gekleed, viel mij destijds op. Een stuk uniformer dan in Canada. Mijn Canadese echtgenoot hielp mij Nederland met andere ogen te bekijken. Zo maakte hij mij er op attent dat Nederlanders best grote tanden hebben. En dat het best bijzonder is dat het water in de ringvaart van de polder hoger staat dan het omringende land. Een gezamenlijk verblijf in Nederland zorgde soms ook voor culturele misverstanden. Toen we een keer snel naar het station moesten, stapte ik op de fiets en riep ‘Spring maar achterop’. Maar terwijl ik wegreed, voelde ik niets om mijn bagagedrager landen. Verbaasd keek ik om, en zag dat hij gewoon was blijven staan. Ik bleek hem in verwarring te hebben achtergelaten. In amazonezit achter op een rijdende fiets plaatsnemen was voor hem een onbekend concept…
Remigrant in Nederland
Toen ik na tien jaar terugkeerde naar Nederland, liep ik meteen keihard tegen de hokjesmentaliteit aan. In ons kleine, calvinistische kikkerlandje is het zaak om alles in een bepaalde volgorde doen, anders pas je niet in het systeem. Als je halverwege de dertig geen carrière, geen partner en geen kinderen hebt, zien mensen je als een loser of charlatan. Sommigen mensen in mijn omgeving waren erg bot, en vertelden me ronduit dat ik ‘waardeloos was omdat ik mijn leven nog niet op orde had’. Erg kwetsend, voor iemand die al zijn energie bij elkaar geraapt heeft om opnieuw te beginnen.
‘Jij altijd met je Canada’
Nederlanders gaan er ook altijd prat op dat ze niet nationalistisch zijn. Want Nederlanders zien zichzelf als wereldburgers omdat ze zo reislustig zijn. Maar reizen is iets heel anders dan emigreren. Het besef van welke impact een landverhuizing op iemands leven heeft, was ver te zoeken. En voor een remigrant was al helemaal geen begrip. Nederlanders ‘kicken’ altijd op mensen uit Noord-Amerika, vinden dat soort buitenlanders interessant. Maar een terugkerende Nederlander, dat is totaal niet boeiend.
Tijdens de lunchpauze hield ik al snel mijn mond. ‘Jij altijd met je Canada’, werd er bijna verwijtend gezegd. Mensen waren nauwelijks geïnteresseerd in mijn ervaringen. Ze wisten er zelf namelijk al alles van. Want ze waren in de Rockies op vakantie geweest. Ik niet, want ik had in Canada maar twee weken vakantie per jaar, en moest dan altijd op familiebezoek in Nederland. Misschien had hun houding ook iets te maken met een soort afgunst. Ik stak met mijn buitenlandervaring en talenkennis boven het maaiveld uit. Dat is in Nederland niet wenselijk.
Heimwee naar ‘Hi, how are you?
In winkels kreeg ik geregeld ruzie met het personeel omdat ze zo weinig servicegericht waren. Als ik dat op een feestje vertelde, kwam al gauw de gemaakte Noord-Amerikaanse winkelbegroeting ‘Hi, how are you?’ ter sprake. Ik vind het juist wel prettig. Als je op je werk bent, speel je een rol. En als je een dienstverlenend beroep hebt, dan hoort daar vriendelijkheid bij. In Nederland moet je als klant lijdzaam ondergaan dat de verkoper zijn dag niet heeft. In mijn ogen erg onprofessioneel.
‘Leuk om je weer te zien. Wanneer zullen we afspreken?’
Ook de ‘overgeorganiseerdheid’ van het leven vloog me bij terugkomst aan. Ik was gewend aan spontaniteit in mijn sociale leven. In Nederland moest ik weer mijn agenda trekken om ‘iets af te spreken’. Dan hadden ze over drie weken een uurtje tijd… Tien jaar buitenland hadden me veranderd.
Hervonden heimat in Duitsland
Omdat ik het in Nederland niet uithield, ben ik na een jaar naar Duitsland vertrokken. Naar het noorden van Beieren, om precies te zijn. In die tijd was Duitsland in Nederlandse ogen totaal ‘uncool’. Dus waarom je in godsnaam vrijwillig in het buurland ging wonen, dat was voor vrijwel iedereen in mijn entourage een compleet raadsel. Maar ik bloeide er weer helemaal op. De rol van buitenlander ging mij blijkbaar gemakkelijker af dan die van terugkerende Nederlander.
Landei
Ik had het prima naar mijn zin in Duitsland. Ik vond binnen een week een ruim en betaalbaar appartement, werd overal met open armen ontvangen, maakte in korte tijd veel vrienden en genoot van de rust en ruimte van de landelijke regio waar ik woonde. Het voelde echt als thuiskomen. Misschien deed de omgeving mij denken aan mijn jeugd, met de landerijen, bossen, boerse gezelligheid en gemoedelijk in de moestuin rondscharrelende oma’s in werkschorten. Of misschien was ik stiekem toch een Landei, zoals mijn Duitse vrienden opperden.
Frau Mulder
Maar op het werk kon ik niet wennen aan de hiërarchie. Tegen een Duitse leidinggevende zeg je niet dat jij een beter idee hebt. Daar had ik moeite mee. In dat opzicht was ik dus onverwachts Nederlands. Ook bleef ik het formele ‘Frau Mulder’ vreemd en bijna lachwekkend vinden. Toch heerste er een collegiale sfeer op de werkvloer en ben ik nu nog steeds bevriend met een aantal collega’s van toen.
Regels zijn regels
Ook merkte ik dat ik anders omging met regels dan mijn Duitse vrienden. Soms had ik niet eens door dat ik in overtreding was. Bijvoorbeeld toen ik mijn auto tegen de rijrichting in parkeerde. Of het voelde niet als een overtreding. Zoals die keer dat ik op zondagochtend op een leeg fietspad op de ‘linkerbaan’ ging rijden om naast iemand te kunnen fietsen. Daar werd ik dan op aangesproken. ‘Maar er is in de wijde omgeving geen levend wezen te bekennen. Dan mag het wel’, zei ik dan. Dat is de eigengereide kant van de Nederlander. De ‘dat-bepaal-ik-toch-zeker-zelf-wel-houding’, die bij mij in Duitsland altijd naar boven komt.
Nederland anno nu
Tja, en nu woon ik alweer ruim 20 jaar in Nederland. De verzuiling heeft plaats gemaakt voor een scheidslijn tussen hoog- en laagopgeleiden. De inkomens- en vermogensverschillen groeien. En we leven inmiddels in een multiculturele samenleving. Of wat daar voor door moet gaan. Zwarte Piet is in de ban gedaan, terwijl in de hele discussie met geen woord gerept is over een bredere Europese traditie waarin diverse roetveegpersonages een rol spelen.
Crisis en schaamte
Ook tijdens de coronacrisis kom je er achter dat Europa nauwelijks bestaat. Er was een schokkend gebrek aan solidariteit met Italië, en een enorme botheid en gebrek aan inlevingsvermogen van de Nederlandse politici. Daarna trok iedereen zich terug achter zijn landsgrenzen. Daar zit je dan, verplicht in Nederland, dat helemaal niet goed in staat blijkt om met crisissituaties om te gaan. We denken dat we het allemaal zo goed voor elkaar hebben, maar dat valt eigenlijk reuze tegen.
Onze neiging om overal over te willen onderhandelen om consensus te verkrijgen en onze tomeloze drang tot zelfbeschikking zijn nu even helemaal niet handig. Ik schaam me voor onze bestuurders die moeite hebben hun leidersrol te pakken. En voor de bevolking die lak heeft aan dringende adviezen en zelfs aan regels. En voor het gedraal over mondkapjes terwijl ze in bijna heel Europa al verplicht waren. En voor onze inefficiënte aanpak van het testen en vaccineren. En voor de ongeregeldheden naar aanleiding van de avondklok. Na maanden van opsluiting in Nederland heb ik een onweerstaanbare drang om te emigreren…