Michelangelo Buonarroti ontving begin 1505 een brief van paus Julius II waarin die hem vroeg met spoed naar Rome te komen, omdat hij zijn graftombe wilde laten maken. Michelangelo had zijn David pas enkele maanden geleden voltooid, en zijn roem als begaafd beeldhouwer was hem vooruitgesneld. Hij ontving dan ook een ruim voorschot van honderd gouden florijnen– praktisch een jaarsalaris in die tijd. Met veel enthousiasme en energie toog de kunstenaar aan het werk, maar net toen hij een enorme hoeveelheid marmer uit Carrara had laten komen, verlegde de paus plotseling al zijn aandacht naar een nog veel grotere onderneming: het herbouwen van de Sint-Pieter.De oude basiliek in het Vaticaan was namelijk wegens verzakking met de grond gelijkgemaakt.
Volgens Paus Julius II was de hele stad Rome trouwens één grote ruïne. Overal waren kapotte zuilen en ingestorte bogen te zien en het Capitool werd Monte Caprino ‘Geitenberg’ genoemd vanwege de geiten die er op de hellingen graasden. Kortom, de paus wilde de stad zijn oude grandeur teruggeven en hij wilde het groots aanpakken.
Op de plek van de oude Sint Pieter moest een nieuwe basiliek komen, en twee beroemde architecten streden om de opdracht om de nieuwe kerk te mogen ontwerpen. Geheel onverwacht ging de opdracht naar Donato d’Angelo Lazzari, die ook wel bekend stond als Bramante. Saillant detail: Bramante had een hekel aan Michelangelo en probeerde zoveel mogelijk zijn werk te saboteren. Vanwege de hoge kosten van de heropbouw van de basiliek, schortte de paus het werk aan zijn grafmonument op. Dat kwam Bramante goed uit, want hij was bang dat zijn concurrent hem zou overtroeven met zijn prachtige beelden.
De kapel die ik heb beschilderd is af. De paus vindt het er armoedig uitzien omdat ik te weinig goud heb gebruikt.
Maar Michelangelo werd daardoor plotseling werkeloos en bleef met torenhoge schulden zitten. Zijn smeekbede om schadeloosstelling mocht niet baten. Aan de vooravond van het leggen van de eerste steen voor de nieuwe basiliek stormde hij op een gehuurd paard uit Rome weg en bezwoer dat hij nooit meer terug zou komen. Er was echter een kleine kapel in het Vaticaan die aan de sloop ontkwam omdat die de paus na aan het hart lag. Deze kapel, de Sixtijnse kapel moest worden gerestaureerd. De gewelven, bezaaid met sterren, waren zwaar beschadigd. Het was Piermatteo d’Amelia die de schilderingen had gemaakt, zo’n dertig jaar eerder.
Het leek Paus Julius een goed idee om om dit plafond van nieuwe fresco’s te laten voorzien en gaf de opdracht aan Michelangelo. Bramante was enthousiast. Hij dacht: dat lukt hem nooit, hij mag dan een befaamd beeldhouwer zijn, maar met fresco’s schilderen heeft hij weinig ervaring en dan ben ik mooi van hem af. Mopperend en mokkend en zonder geld kwam Michelangelo terug naar de hoofdstad waar hij desalniettemin met enorme ambities begon aan het grote karwei. Zijn ontwerp omvatte meer dan honderdvijftig voorstellingen met daarop afbeeldingen van driehonderd afzonderlijke mensfiguren. Hij stelde een team samen van assistenten die hem op de hoogte moesten brengen van de diverse procedures, omdat hij zich bijna twintig jaar niet met fresco’s had beziggehouden.
Een latere paus en andere katholieken waren niet erg blij met de naakten in het kunstwerk. ‘Het lijkt hier wel een badhuis’ zou een van hen opmerken.
De paus eiste speciale steigers want de diensten in de sixtijnse kapel moesten tijdens het werk gewoon doorgaan en het geklop en gehamer zou de gezangen vaak overstemmen. Hij vroeg Bramante een geschikt ontwerp te maken, maar dat mislukte, tot groot genoegen natuurlijk van Michelangelo. Deze laatste kwam zelf met een ontwerp, een soort brug, waarmee hij en passant zijn rivaal kleineerde. Vier jaar en vier weken later was het plafond klaar en de schilder zond onmiddellijk een brief naar zijn familie in Florence: ‘De kapel die ik heb beschilderd is af. De paus vindt het er armoedig uitzien omdat ik te weinig goud heb gebruikt. Maar voor het eerst sinds jaren kan ik mijn hamer en beitel weer oppakken en de penselen laten rusten.’
De ongelofelijke techniek waarmee Michelangelo de gebogen gewelven beschilderde heet di sotto in sù, ‘gezien vanaf beneden’. Deze techniek is ook bekend als prospettiva melozziana, naar de schilder Melozzo da Forlì die er een meester in was, en is speciaal ontwikkeld voor kerkplafonds. Een latere paus en andere katholieken waren niet erg blij met de naakten in het kunstwerk. ‘Het lijkt hier wel een badhuis’ zou een van hen opmerken. Na de dood van paus Julius II maakte Michelangelo het grafmonument toch nog af.
Leestip: De hemel van de Paus door Ross King