Ecoliteratuur: nieuwe perspectieven voor onze relatie tot de natuur

‘What a wonderful world’ zong Louis Amstrong in de jaren ’60. Iets dergelijks moeten astronauten denken wanneer ze de aarde vanuit hun ruimteschip bekijken. Op zo’n afstand ziet onze aardbol er mooi uit, maar astronauten zien ook hoe onze aarde aan het veranderen is en dat beweegt hun er vaak toe mensen op te roepen om beter voor onze de aarde te zorgen. De feiten liegen er niet om, de natuur zucht en puft onder onze milieubelastende activiteiten. De achteruitgang van de biodiversiteit, steeds meer en intensere weersextremen, vervuiling, en zo kan je nog wel even doorgaan tot je een eco-depressie oploopt.

Veel mensen zijn bereid om klimaat- en milieuvriendelijker te leven, maar hoe je dat dan doet is een lastige vraag waar de meningen sterk over verdeeld zijn. Dat vraagt om verkenning, nieuwe perspectieven en goede visies. En wat leent zich beter daarvoor dan de literatuur? Het is niet voor niets dat het Internationaal Literair Festival Utrecht van 2024 een hele middag wijdde aan hoe de mens zich tot de natuur verhoudt. Tijdens het programma Nature’s Narrative gaven zij auteurs, journalisten en hoogleraren het woord. ‘Als de angst voor de dreigende natuurrampen ons verlamt, kunnen verhalen ruimte maken voor nieuwe perspectieven’, zo redeneert programmeur Daphne de Heer. Maar waarom nu in een keer al deze aandacht voor de natuur in de literatuur? Dat is toch niets nieuws?

Al vanaf de oudheid komt de natuur in boeken voor, maar de manier waarop er aandacht aan gegeven wordt, verschilt door de tijd heen. Vroeger gebruikten mensen verhalen, volksverhalen, om betekenis te geven aan de natuur – de chaotische wildernis, het onbekende. Als verklaring van de schepping personifieerden de Grieken in hun mythologie natuurlijke elementen als goden met menselijke trekjes die de elementen konden beïnvloeden. Sinds het begin van de beschaving is de verhouding van de mens tot de natuur een belangrijk onderwerp in de literatuur geweest. In het Bijbelse boek Genesis draagt God Adam en Eva (de mens) op om voor het Hof van Eden (de natuur) te zorgen: ‘onderwerp de aarde’. Het Jodendom en de Islam zien het daarom als een plicht om goed voor de aarde, Gods eigendom, te zorgen. Aristoteles daarentegen, plaatste met zijn filosofie van Scala Naturae, de ladder van de natuur, de mens boven alle schepselen, maar onder de goden. Deze ladder zit nog stevig in ons westers denkbeeld verankerd.

De Scala Naturae, de ladder van de natuur van Aristoteles, zit nog stevig in ons westers denkbeeld verankerd.

In de vroegmoderne tijd bestudeerden vooral West-Europeanen de natuur tijdens de ontdekkingsreizen. Ze verzamelden, benoemden, verbeelden en leerden vele verschillende levensvormen te begrijpen. Hun bevindingen verwerkten en publiceerden ze in gedrukte boeken. Een mooi voorbeeld daarvan is het prachtig geïllustreerde Metamorphosis insectorum Surinamensium van Maria Sibylla Merian. De ontdekking van de natuur had echter een wrange keerzijde. Doordat de natuur in die tijd vooral beschouwd werd als bron van inkomsten, ging men steeds meer ongerepte gebieden koloniseren, exploiteren en uitbuiten. Planten en dieren stierven hierdoor uit. Intussen bracht onderzoek naar de natuur veel kennis over het leven op aarde. Deze bleek veel rijker te zijn dan eerder werd gedacht. Levensvormen waren veranderlijk en met elkaar verweven. Tegen het eind van de 19e eeuw bracht Charles Darwin zijn revolutionaire evolutietheorie uit in zijn boek On the origin of species, waarin hij de mens weer onderdeel van het dierenrijk maakte. Dat werd echter niet door de handelsgeest opgepakt.

Tijdens de Industriële Revolutie verrezen er overal in een rap tempo fabrieken. De daarmee gepaarde destructie van de omgeving riep kritiek op. Niet alleen de natuur leed eronder, maar ook de mens zou eraan onderdoor gaan, zo stelde Charles Dickens. Veel sterker wakkerde de industrialisatie echter een verlangen aan naar vroeger, toen mensen in landelijke dorpen woonden en het ritme van seizoenen volgden. Romantici wilden terug naar het oorspronkelijke, naar de ongerepte natuur waar ze rust en heling zochten. Zo trok de Amerikaanse schrijver Henry David Thoreau zich twee jaar terug in een zelfgebouwd boshutje aan een meer en gaf zich over aan het ritme van de natuur. Zijn reflecties, observaties en filosofische overpeinzingen verwerkte hij in zijn boek Walden, gepubliceerd in 1854. Zijn aansporingen om bewust met de natuurlijke omgeving te leven, heeft vele schrijvers geïnspireerd en een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van een nieuw genre, de ecoliteratuur.

Romantici wilden in tijden van de industrialisering terug naar het oorspronkelijke, naar de ongerepte natuur voor rust en heling.

Verdere achteruitgang en vernietiging van de omgeving volgden in de 20e eeuw met de stijging van de welvaart tijdens de wederopbouw na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Het bewoog steeds meer schrijvers ertoe om bewustwording over natuur- en milieuproblemen te creëren, vooral in de jaren ’60 en ’70 en dan met name in de Verenigde Staten. Zo kaartte Rachel Carson in haar boek Silent Spring de schadelijke effecten van pesticiden aan, waarmee ze de discussie over de achteruitgang van de natuur op gang wist te brengen. Met name in de Verenigde Staten verschenen veel dystopische en sciencefictionromans, ook wel climate-fiction, of eerder cli-fi’s, genoemd. Ze verkennen toekomstscenario’s en nieuwe realiteiten na klimaatrampen en kaarten daarmee dringende politieke thema’s en milieuproblemen aan.

Pas recentelijk zijn in Nederland, en eigenlijk ook in veel andere landen, de zogeheten klimaatromans en ecothrillers populair geworden. De Indiase filosoof en schrijver Amitav Ghosh verbaasde zich erover dat er niet meer over het klimaat geschreven werd. Toen hij in een tornado belandde, maar het hem niet lukte erover te schrijven, ging hij op zoek naar antwoorden en kwam in het essay The Great Derangement uit 2016 tot de conclusie dat het probleem te groot en onvoorstelbaar is.Toch is de aandacht voor de klimaatcrisis in de literatuur enorm toegenomen. De crisis treft tegenwoordig de hele wereld en het aanbod van ecoliteratuur is ook internationaal flink gegroeid. Vertalingen zorgen voor een groter bereik onder lezers, waardoor de discussie erover breder gevoerd kan worden en vanuit verschillende invalshoeken en perspectieven naar oplossingen gezocht kan worden.

De klimaatcrisis is ook een verhalencrisis, een crisis van de verbeelding.

In zijn boek The Nutmeg’s Curse trekt Ghosh bijvoorbeeld een gelijkenis tussen de misstanden van de VOC op de Banda-eilanden in Indonesië en de manier waarop wij mensen met de aarde omgaan: wij onderwerpen haar, putten haar uit en vernietigen haar om winst en rijkdom te vergaren. Hij laat zien dat een nootmuskaatboom, als metafoor voor de natuur, niet enkel een product is om winst mee te maken, maar ook een eigen verhaal en betekenis heeft. Hij kaart dus niet alleen milieu- en klimaatrechtvaardigheid aan, maar geeft ook een stem aan natuurlijke elementen. Steeds meer schrijvers, zoals Mariken Heitman en Eva Meijer, geven dieren, planten en andere natuurlijke elementen, zoals rivieren, het woord in hun boeken. Daarmee laten ze lezers anders naar de wereld kijken. Want daar is de literatuur ideaal voor: in de literatuur is ruimte voor onmogelijke ontmoetingen, voor de verbeelding.

Volgens Amitav Ghosh is de klimaatcrisis ook een verhalencrisis, een crisis van de verbeelding. Een probleem zo groot als de klimaatcrisis is moeilijk te bevatten en mensen voelen zich pas betrokken wanneer een verhaal menselijk is – toch lukte het hem om meerdere boeken over klimaatgerelateerde onderwerpen te schrijven. In 2024 ontving hij dan ook de prestigieuze Erasmusprijs voor zijn ‘bevlogen bijdrage aan het thema de verbeelding van het ondenkbare, waarbij klimaatverandering, een wereldcrisis zonder weerga, via het geschreven woord gestalte krijgt’. Misschien komt het doordat het zo moeilijk is om een dergelijk complex probleem op een realistische manier te brengen, dat er voorheen voornamelijk dystopische romans over toekomstige aardbevingen, overstromingen en andere rampen verschenen. Natuurrampen zijn concreet, daar kunnen lezers zich iets bij voorstellen. Een wirwar aan informatie kan namelijk verwarrend zijn en verlammen. Maar wanneer dystopische romans op de juiste manier geschreven worden, dan roepen ze bij de lezer herkenning op en gaat de lezer mogelijk meer over de realiteit en de omgeving nadenken.

Op eenzelfde manier kan ecoliteratuur de kloof tussen wetenschap en burgers overbruggen. Romans of non-fictie boeken kunnen de complexe informatie en data waarmee wetenschappers te maken krijgen, op een begrijpbare en menselijke schaal bevattelijk maken voor een breder publiek. De Noorse biologe Anne Sverdrup-Thygeson legt bijvoorbeeld in haar boek Bosrijk op een heldere manier uit waarom oude bossen niet zomaar vervangen kunnen worden door nieuwe aanplant:

Ecoliteratuur kan de kloof tussen wetenschap en burgers overbruggen.

‘We moeten ook […] vertellen welke gevolgen verschillende vormen van bosbeheer hebben voor de minstens 25.000 soorten [planten, dieren, schimmels en mossen] in het bos en voor de natuurlijke bronnen die het bosecosysteem levert. […]. Als we een bos kappen, kunnen we weliswaar nieuwe bomen planten, maar we kunnen geen nieuw bos planten.’

Iets vermakelijker zijn romans als Storegga, waarinde Franse wetenschapper en schrijfster Élisabeth Filhol haar wetenschappelijke kennis verwerkt door de verschillende belangen van het bedrijfsleven en de wetenschap in het verhaal te laten botsen.

Door te beschrijven hoe de natuur in elkaar zit en welke invloed onze activiteiten op de omgeving en het klimaat hebben, krijgen lezers inzichten waarmee ze een kritischere blik op problemen kunnen vormen. Dat kan mensen meer betrokken maken en aansporen tot actie. Wat meestal over het hoofd gezien wordt en ondervertegenwoordigd is, wordt in een boek naar de voorgrond gebracht. Natuur in de literatuur is niet nieuw, maar wel nieuw is het genre ecoliteratuur. Deze is de afgelopen jaren snel gegroeid en heeft zich ontwikkeld tot een podium die op verschillende manieren helpt bij de huidige klimaatcrisis en om een betere omgang met onze leefomgeving te vinden.